De Zeven Koninkrijken (2)
Leestijd: 9 minuten
Het Eerste Koninkrijk
“Lang leve onze Koning Muladhara! Wij prijzen onze verstrekker van voedsel, eetwaren, versnaperingen, maaltijden, voeder, proviand en rantsoenen! Eten is alles en alles is eten! Voedsel is God en God is voedsel. Wat eet zal gegeten worden, dat is de leer! Lang leve onze beschermer en verstrekker van voedsel, Muladhara!”
Muladhara, koning van de kleine mensen, zat op een troon die gemaakt was van allerlei soorten voedsel. Wortelen en bloemkool staken aan verschillende kanten uit, terwijl de basis van aardappelen was gemaakt en een gedroogde slang achter het hoofd van de koning als aureool diende. Nederig ontving hij de lof van zijn volk, maar de menigte werd onmiddellijk stil toen hij een horizontaal gebaar maakte met een platte hand vlak voor zijn keel.
“Wat heb je me vandaag gebracht?” terwijl hij zijn van courgettes gemaakte staf richtte op Andy die op zijn knieën zat opdat hij op die manier niet met lijf, kop en schouders boven de rest uit stak.
“Tja, lastig te zeggen”, zei de sergeant. “De enige reactie die we van hem kregen was een bepaald tikken van zijn duimen op zijn vingertoppen, maar we weten niet wat het betekent.”
“Begrijp je wat ik zeg, vreemdeling?” Grappig genoeg vertoonde de spraak van de Koning verdacht veel overeenkomsten met Nederlands en bovendien leken deze mensen tijdens de reis naar het paleis bepaald geen kwade bedoelingen in de zin te hebben. Dus nadat hij zijn angst enigszins had overwonnen (en zich betrapt voelde over de tic met zijn vingers) besloot hij de Koning te woord te staan.
“Ik begrijp u, heer, en accepteert u alstublieft mijn excuses dat ik niet eerder met u en uw mensen heb gecommuniceerd, maar ik was bang voor mijn leven omdat ik mijn Sherpa lijk te hebben verloren en ik wist niet wat de intenties van uw mensen waren.”
”Aha,” antwoordde de Koning. “Kun je me vertellen wie je bent en waar je vandaan komt?”
“Met alle plezier. Mijn naam is Andy en ik kom uit Nederland.” In de stilte die volgde, waar een speld gehoord had kunnen worden als er eentje zou zijn gevallen, begreep Andy snel dat de mensen niets begrepen van wat hij zojuist had gezegd.
“Voordat ik verder ga, mag ik vragen waar ik ben?”
“Weet je dat dan niet?” vroeg de Koning verbaasd.
“Ik ben bang van niet. Ik dacht dat ik in Nepal was, komt die naam u bekend voor?”
“Ne-pal, hmmmmm,” terwijl de Koning de lettergrepen op zijn tong proefde, “Nee, Ik kan niet zeggen dat dat klinkt als iets bekends. Nou ja, het heeft geen zin om hints te spelen tot het einde der tijden. Mijn beste vreemdeling, je bent in het Koninkrijk van Voedsel. Ik ben Muladhara, de koning en heerser over dit rijk dat de belichaming is van beschaving. In voedsel leven we, gedijen we en sterven we. Met onze mond eten we wat gegeten kan worden en voedsel eten is voedsel zijn. Er is niets hoger dan dat. Dus als je bereid bent om te eten en opgegeten te worden, wees dan welkom in ons rijk.”
“Excuseer, maarre, wat bedoelt u met bereid zijn om te eten en opgegeten te worden?” Vroeg Andy ietwat aarzelend.
“Nou, zoals ik reeds zei, voedsel eten is voedsel zijn. Zolang dat wordt begrepen is er harmonie in het hele koninkrijk. Heb je de emmers gezien bij het kristalheldere meer?” Met een schok werd Andy herinnerd aan de emmers en tonnen dode vissen...en dode kleine mensen!
“Wilt u zeggen dat jullie kannibalen zijn?” schreeuwde Andy uit van schrik.
“Wat bedoel je met ka-ni-ba-len?” reageerde de Koning.
“Jullie eten elkaar op?”
“Waar heb je het over? Natuurlijk eten we elkaar op. Nadat we dood zijn uiteraard want we eten niets of niemand levend op. We zijn geen barbaren, kom zeg.” Bij die opmerking lachte de zaal hartelijk. “Maar als je onze gebruiken niet waardeert, waarom ben je hier dan naartoe gekomen vreemdeling?”
Daar moest Andy even over nadenken, terwijl hij nog steeds zwaar geschokt was door het kannibalisme van deze mensen.
“Eh, nou, eigenlijk ben ik op deze reis om zingeving te vinden.”
“Zingeving waarvan?” vroeg de Koning.
“De zin van het leven, denk ik. Voordat ik hier kwam, voelde ik me leeg, alsof het niet uitmaakte of ik bestond of niet.” Andy voelde zich steeds meer in de war en liet al zijn remmingen los. “En toen zei een grote mot dat ik hier naartoe moest komen.” Tot zijn verbazing knikte en mompelde iedereen instemmend.
“Ja, motten zijn meestal goede adviseurs. Niettemin, mijn beste vreemdeling, ben je op de juiste plek terecht gekomen, want de zin van het leven is duidelijk voedsel! Zonder voedsel is er geen leven en zonder leven is er geen voedsel! Dus laten we dat vieren door te eten!” Een groot gejuich klonk uit de menigte omhoog nadat de Koning had gesproken en bedienden met indrukwekkende zilveren koepels liepen naar grote, rechthoekige tafels die achter de troon van de Koning reeds gedekt stonden.
Andy kreeg een plaats naast de Koning en bij aanvang van het feest begon zijn geest te dwalen: ‘Ik heb eigenlijk nooit op deze manier aan voedsel gedacht, in de zin dat voedsel eten, voedsel zijn is. Maar als je erover nadenkt, is het leven eigenlijk een wederzijdse opeet-maatschappij, waar alles elkaar opeet. Als dat zo is, hoe vreemd is het dan dat wij ons uit die prachtige cyclus willen onttrekken met al ons verbranden en balsemen en begraven? Net zoals dode dieren voedsel worden voor ons of andere dieren, of weer veranderen in aarde, waarom willen wij de natuur dan niet bedanken voor al het voedsel dat we ons hele leven hebben gegeten door anderen te laten eten van ons nadat wij zijn overleden? Mijn hemel, ik heb me daar toch de zin van het leven gevonden! Ik wil mijn lichaam niet doneren aan de wetenschap, maar aan de natuur!’
Een warme gloed vulde zijn buik en hij voelde een bliksemschicht van liefde uit zijn hart in alle richtingen schieten.
“Dank u wel! Dank dat u me de zin van het leven hebt laten inzien!” schreeuwde hij, terwijl hij de hand van de Koning met zoveel passie schudde dat die bijna van zijn stoel werd gelanceerd.
“Hahaha, heel graag gedaan vreemdeling maar wees alsjeblieft voorzichtig, ik hoef nu nog geen voedsel te worden. Nu eet, drink en geniet!”
Het diner was op een heus bacchanaal uitgelopen. Andy had in zijn hele leven nog nooit zoveel voortreffelijke gerechten en wijnen geproefd en de hoeveelheid van dit alles had hem uiteindelijk in een lange, diepe en droomloze slaap gebracht. Hij werd de volgende ochtend verwelkomd met hoofdpijn en een kater, maar omdat hij voelde dat zijn doel was bereikt, leken die manifestaties nogal onbeduidend. Met een glimlach opende hij zijn ogen, om in de ogen te staren van de mooiste jongedame die hij ooit had gezien. Bovendien, en dit was essentieel: ze was niet veel kleiner dan hij.
Het Tweede Koninkrijk
Hij voelde zich totaal overweldigd, ongepast en beschaamd, en het enige wat hij kon stamelen was een nogal breekbaar “Hallo.” In een milliseconde voelde het alsof duizenden kleine kabouters met geweld naalden in zijn schedel prikten en zijn maag besloot zichzelf subiet binnenstebuiten te keren.
“Gaat het?” vroeg de verschijning met een stem die zoeter was dan de zoetste honing die hij ooit had geproefd.
“Urgh...” probeerde hij terwijl hij niet wist waar hij moest kijken, want elke keer als hij in haar richting keek staarden twee bosgroene ogen hem aan met een tederheid die hij nog nooit eerder had gevoeld (en iets anders, dat hij niet helemaal kon plaatsen) – waardoor hij zich tegelijkertijd wollig maar ook hoogst ongemakkelijk voelde. Na een zware inspanning en met herculische kracht, was hij uiteindelijk in staat een zin te formuleren, zij het een korte:
“Wie ben jij?”
Een glimlach die gletsjers deed smelten begroette hem voordat de lippen zich scheidden om hem het antwoord te geven.
“Mijn naam is Svadhisthana en dit is mijn koninginnerijk.”
“Ben ik dan niet in het koninkrijk van voedsel?” Svadhisthana bedekte haar mond met één hand terwijl ze naar beneden keek en zachtjes giechelde.
“Nee, mijn waardevolle en knappe vreemdeling, dat is het rijk van Muladhara, die denkt dat de beschaving haar apex heeft bereikt met eten. Heeft hij je overgehaald tot dezelfde zienswijze?”
“Eh, nou, het klinkt logisch toch? Ik bedoel, we lijken toch in een wederzijdse opeet-maatschappij te leven.”
“Ja, maar waar komt het voedsel vandaan? Want voedsel komt niet zomaar uit het niets tevoorschijn. Bovendien begint voedsel altijd klein en moet het groeien voordat het geconsumeerd kan worden. Dus zeg eens, wat moet er gebeuren om voedsel te laten ontstaan en groeien?” Terwijl ze deze woorden sprak, veranderde haar blik ongemerkt van teder naar ondeugend. Dat miste het effect niet op bepaalde delen van Andy’s Anatomie, wiens hoofd onmiddellijk vuurrood werd.
“Ah, nou, eh, tja, zie je...”
Hij probeerde het, heus waar, maar hij was altijd slecht in staat geweest zich uit te drukken in het gezelschap van dames en al helemaal waar het gaat over vleselijke zaken – laat staan in het bijzijn van de mooiste vrouw die hij ooit had gezien.
“Ja?”
Hij hoopte zo dat zij het voor hem zou zeggen. Maar het enige wat er gebeurde waren haar amandelvormige, bosgroene ogen die hem aanstaarden vanuit een licht gekanteld hoofd, met een wenkbrauw iets omhoog, alsof ze wilde zeggen: ‘Kom op, je kunt het, ik heb vertrouwen in je.’ Dus terwijl zijn hart bijna uit zijn borstkas bonkte, zijn lid niet wilde gaan liggen en zijn gezicht voelde als een ontploffende vulkaan, gaf hij uiteindelijk alle hoop op en schreeuwde:
“Seks! Je hebt het natuurlijk over seks! Zo, ik heb het gezegd!” Het voelde alsof de veiligheidsklep van een snelkookpan was geopend om de overtollige stoom eruit te laten. Andy wist zeker dat het uit zijn oren kwam.
“Hmmm, ja mooie vreemdeling, het is inderdaad seks,” zei ze alsof het net zo’n normaal gespreksonderwerp was als het weer.
“Kom, er is veel dat ik je wil laten zien.” Ze nam daarmee zijn hand en begeleidde hem vanuit de kamer naar de hal van een prachtig paleis, waar kleine nissen verborgen waren in diverse hoeken die bedekt waren met witte en roze kussens. De muren en plafonds waren bedekt met schilderijen en fresco’s van mensen in amoureuze houdingen en Cupido maakte zijn opwachting in verschillende vormen en maten.
“Natuurlijk hebben we voedsel nodig, maar om voedsel te laten ontstaan, moet er bevruchting zijn en dat gebeurt door middel van seks. Dat geldt voor al het leven, of het nu plantaardig, dierlijk of menselijk is.” Ze liep de brede, met fraai houtsnijwerk beklede trappen op in het midden van de zaal en leidde Andy naar twee grote, halvemaanvormige deuren waarachter, zo nam hij aan, een soort dans-of muziekzaal was, want hij hoorde muziek en gelach van binnenuit.
“Zonder seks is er geen leven en zonder leven is er geen seks, mijn liefste vreemdeling. Seks is het hoogste van het hoogste, de godin die over alles waakt, en we prijzen haar wanneer we kunnen.” Terwijl ze haar laatste woorden sprak, opende ze de deuren die een schouwspel onthulden van dansen, lachen en vrijen, tot zover het oog reikte.
Andy’s onderkaak raakte bijna de grond toen zijn hersenen eindelijk doorhadden wat zijn ogen en oren hem al even aan informatie aan het doorgeven waren. Koningin Svadhisthana lachte hartelijk terwijl ze zijn overduidelijke verbijstering van hem af zag stromen als een waterval. Ze nam hem bij de hand en begeleidde hem naar de menigte, die bestond uit mensen in alle vormen, maten en kleuren. Het was de meest veelzijdige groep die hij ooit bij elkaar had gezien – soms letterlijk op en in elkaar – en hij had geen idee hoe hij zich moest gedragen of waar hij moest kijken.
“Zoals je kunt zien houden we erg van delen, maar in dit geval gebruik ik mijn voorrecht als Koningin om je eerst een tijdje voor mezelf te hebben. Als de hoogste van de hoogste, laat me je alsjeblieft voorstellen aan onze godin, mijn mooie vreemdeling. Laten we de liefde bedrijven en daarmee Seks prijzen voor haar levensgeschenk.” Teneinde duidelijk te maken dat ze meende wat ze zei, nam ze hem mee naar de koninklijke nis en sloot de gordijnen achter haar.
Toen sloeg een moment van helderheid bij Andy in als een bom.
“Prachtige Koningin, mag ik u een vraag stellen voordat wij verder gaan?”
“Natuurlijk, waarde vreemdeling.”
“Zou u zeggen dat seks de zin van het leven is?”
Opnieuw die ondeugende blik, maar nu ook vermengd met een vleugje verbazing.
“Jij niet dan?”
Zijn glimlach was die van iemand uit wie alle angst leek te zijn weggeëbd.
“Dank je wel. Mijn hemel, uit de grond van mijn hart, dank je wel.” Omdat hij er zeker van was dat hij had gevonden wat hij zocht, kon hij zich nu ontspannen en gaf hij zich volledig over aan de Koningin...en haar entourage.
In het volgende deel: Het Derde Koninkrijk - deel I
Vrolijke groetjes,
Erik Stout